Het stuk speelt in de 16de of 17de eeuw. De juiste tijd doet er niet toe, want de hier vertoonde avonturen van de dolende ridder Don Quichot en zijn vraatzuchtige dienaar Sancho Panza bestaan slechts in de fantasie van de schrijver. Het ging in ieder geval in die dagen niet goed met de Lage Landen bij de Zee. Van Friesland tot Brabant wordt het land verscheurd door godsdiensttwisten. Er heerst bittere armoede. De kille tirannie van de Spaanse koning Filips en de wreedheid van zijn veldheer Alva, hangen als een odelijke wade over alle gewesten. Maar dan komt het volk in opstand, waarvan Don Quichot, bij toeval hier verdwaald, de aanvoerder wordt die de vernederden en vertrapten moed en zelfrespect hergeeft. Dit gegeven heeft geen zwaartillende, maar een speelse vorm gekregen. Vreemde, vermakelijke, bizarre gebeurtenissen buitelen over elkaar heen. Maar onder de schaterlach gaat een tweede laag schuil, vol bittere ironie en kritiek op wantoestanden, die tot in onze dagen voortduren. Dit is een fantasierijk, sterk visueel en kleurrijk spel, in de geest van Jeroen Bosch en Pieter Breughel.